1 Veel voorkomende problemen met muurplamuurpoeder:
(1) Droogt snel.
Dit komt vooral doordat de hoeveelheid toegevoegde calciumaspoeder (als deze te groot is, kan de hoeveelheid calciumaspoeder in de formule voor stopverf worden verminderd) verband houdt met de waterretentiesnelheid van de vezel en ook met de droogheid van de muur.
(2) Schillen en oprollen.
Dit heeft te maken met de waterretentiesnelheid, die gemakkelijk ontstaat als de viscositeit van cellulose laag is of de toegevoegde hoeveelheid klein is.
(3) Ontpoederen van binnenmuurplamuurpoeder.
Dit hangt samen met de toegevoegde hoeveelheid calciumaspoeder (de hoeveelheid calciumaspoeder in de stopverfformule is te laag of de zuiverheid van het calciumaspoeder is te laag, en de hoeveelheid calciumaspoeder in de stopverfformule moet dienovereenkomstig worden verhoogd) en met de toevoeging van cellulose. Er is een verband tussen kwantiteit en kwaliteit, wat tot uiting komt in de waterretentie van het product. De waterretentie is laag en de calciumaspoeder (het calciumoxide in het calciumaspoeder wordt niet volledig omgezet in calciumhydroxide voor hydratatie) heeft te weinig tijd, wat leidt tot:
(4) Blaarvorming.
Dit heeft te maken met de droge, vochtige en vlakheid van de muur, en het heeft ook te maken met de constructie.
(5) Er verschijnen speldenprikken.
Dit heeft te maken met cellulose, dat slechte filmvormende eigenschappen heeft. Tegelijkertijd reageren de onzuiverheden in cellulose licht met calciumas. Bij een heftige reactie zal het stopverfpoeder eruit zien als een restje tahoe. Het kan niet op de muur worden aangebracht en heeft tegelijkertijd geen cohesiekracht. Deze situatie doet zich ook voor bij producten zoals carboxylgroepen die aan de cellulose zijn toegevoegd.
(6) Er verschijnen vulkanische gaten en speldenprikken.
Dit hangt uiteraard samen met de oppervlaktespanning van de waterige hydroxypropylmethylcellulose-oplossing. De oppervlaktespanning van de hydroxyethyloplossing is niet duidelijk. Het zou prima zijn om een nabehandeling uit te voeren.
(7) Nadat de stopverf is opgedroogd, kan deze gemakkelijk barsten en geel worden.
Dit hangt samen met de toevoeging van een grote hoeveelheid as-calciumpoeder. Als er te veel as-calciumpoeder wordt toegevoegd, neemt de hardheid van het stopverfpoeder na droging toe. Als het stopverfpoeder niet flexibel is, zal het gemakkelijk barsten, vooral bij externe krachten. Het hangt ook samen met het hoge calciumoxidegehalte in as-calciumpoeder, dat eerder werd geïntroduceerd.
2 Waarom wordt het stopverfpoeder dunner nadat ik water heb toegevoegd?
Cellulose wordt gebruikt als verdikkingsmiddel en waterretentiemiddel in de plamuur. Door de thixotropie van cellulose zelf leidt de toevoeging van cellulose aan het plamuurpoeder ook tot thixotropie na toevoeging van water aan de plamuur. Deze thixotropie wordt veroorzaakt door de vernietiging van de losjes verbonden structuur van de componenten in het plamuurpoeder. Deze structuur ontstaat in rust en breekt af onder spanning. Dat wil zeggen dat de viscositeit afneemt tijdens het roeren en zich herstelt bij stilstand.
3 Waarom is de plamuur relatief zwaar bij het schrapen?
In dit geval is de viscositeit van de doorgaans gebruikte cellulose te hoog. Sommige fabrikanten gebruiken 200.000 cellulose voor de productie van plamuur. De op deze manier geproduceerde plamuur heeft een hoge viscositeit, waardoor deze zwaar aanvoelt bij het schrapen. De aanbevolen hoeveelheid plamuur voor binnenmuren is 3-5 kg en de viscositeit is 80.000-100.000.
4 Waarom voelt de stopverf en mortel van cellulose met dezelfde viscositeit in de winter anders aan dan in de zomer?
Door de thermische gelvorming van het product neemt de viscositeit ervan geleidelijk af naarmate de temperatuur stijgt. Wanneer de temperatuur de geltemperatuur van het product overschrijdt, slaat het product neer uit het water en verliest het zijn viscositeit. De kamertemperatuur in de zomer is over het algemeen boven de 30 graden Celsius, wat aanzienlijk verschilt van de temperatuur in de winter, waardoor de viscositeit lager is. Het is raadzaam om bij gebruik in de zomer een product met een hogere viscositeit te kiezen, of om de hoeveelheid cellulose te verhogen en een product met een hogere geltemperatuur te kiezen. Gebruik in de zomer geen methylcellulose, aangezien de geltemperatuur rond de 55 graden Celsius ligt. Een iets hogere temperatuur zal de viscositeit aanzienlijk beïnvloeden.
Plaatsingstijd: 26-11-2022